Column: To make the people nice
Bron: AfricaNews, 11 augustus 2006
Zondagochtend in Windhoek, Namibië. Half tien. De zon is uren geleden al achter de bergen vandaan gekropen en brandt op de golfplaten daken van de donkere krotten in de townships en de smetteloos witte villa’s in de rijke buitenwijk Klein Windhoek. En op het dak van mijn garden cottage. Ik word wakker van de broeierige warmte in mijn slaapkamer en het felle licht dat moeiteloos door de witte gordijnen schijnt. “Goeiemore Daniela!” Het is Theresia, de vaste schoonmaakster van de huisbazin, die op mijn deur bonst. “I want your washing please!” Met een slaperig hoofd stap pak ik de stapel wasgoed op die in de hoek van de kamer klaarligt en rommel even met de enorme sleutelbos, voordat ik met een hand de deur kan openmaken. “Baie dankie Daniela.” Nog voordat mijn schuldgevoel parten kan spelen, verdwijnt ze geruisloos in het grote huis voor op het erf.
Op de automatische piloot zet ik koffie en installeer mezelf op het opstapje voor mijn mini-villa. Ik staar voor me uit en kijk naar alles en niets tegelijk. Ik luister naar de vogels en het geluid van een radio in de verte. Plots komt er een klein jongetje van achter de tuinmuur tevoorschijn. Donkere huid, pikzwart kroeshaar en een schitterende glimlach die zijn prachtige rij hagelwitte tandjes bloot lacht. “Hello little boy, who are you?” Hij lacht weer en zegt dan verlegen zijn naam. “Warren”. Dan komt Theresia aanlopen, met een grote emmer sop en een dweil in haar handen. “He is my last born. I brought him, because at home there is nobody to look after him. Just tell me if you want him to leave.”
Ik loop naar binnen en pak twee appels, een kladblok en twee pennen. Deze ingrediënten blijken de juiste om vrienden te maken met een zevenjarig Namibisch jochie. We spelen boter-kaas-en-eieren, spetteren elkaar nat met de tuinslang en kletsen wat af in een taal die een mix is van Engels, Nederlands en Oshiwambo. Als we aan het eind van de ochtend nog een ijsje halen bij de supermarkt op de hoek, is het feest compleet.
Vrolijk pratend huppelt het mannetje op zijn blote voeten over de koele tegels. Bij het vriesvak maakt hij meteen zijn keuze: caramelijs moet het worden. Terwijl hij ongeduldig naar de kleurige verpakking op de toonbank kijkt, voel ik de ogen van de blanke klanten achter ons in mijn rug prikken. Een man, een vrouw en twee dochtertjes, ongeveer in de leeftijd van Warren. Kanten wit met roze geruite jurkjes aan, grote strikken in het haar. Zij zijn vroeg opgestaan voor de Nederlands Gereformeerde Kerk, Warren voor de weekendbaan van zijn moeder, naast haar zware werk op een boerderij buiten de stad. Ik haal diep adem, reken de ijsjes af en pak Warrens kleine knuistje vast. “Can I have my ice cream now?”
Zittend op het tuinmuurtje vertelt hij honderduit over zijn school en zijn vriendjes. Als ik hem vraag wat hij later wil worden, blijft het even stil. Hij aarzelt terwijl hij zijn woorden uitspreekt. “I want to be a doctor.” Met zijn grote, donkerbruine ogen kijkt hij me verwachtingsvol aan. “That is good. And why do you want to be a doctor?” Zijn antwoord is even eenvoudig als doeltreffend: “To make the people nice.”
Danielle Batist is freelance journalist en woont in Windhoek, Namibië. In kader van het mediaprogramma van het Nederlands Instituut voor Zuidelijk Afrika (NiZA) werkt ze zes maanden voor het straatmagazine The Big Issue Namibia.